Waren het mijn ogen?
Mijn ogen die zo donker zijn als de koffie van mijn land en zo triest als de lucht die je hoofd bedekt?
Of was het mijn huid?
Mijn huid die al zoveel jaren door de zon wordt gekust en aangeeft dat ik hier geen wortels heb?
Of was het misschien mijn moedertaal?
Een taal die voor jou bekend is, maar anders klinkt met mijn accent, het accent van de bergen?
Mensen beginnen afstand van mij te nemen. Natuurlijk maakt jouw ondervraging me verdacht. Ik luister niet zo goed naar je omdat ik veel vragen in mijn hoofd heb. (Misschien mijn donkere haar, gebogen neus, mijn lippen of de combinatie ervan?)
Je vraagt opnieuw naar mijn paspoort en ik geef het. Je gezicht verandert.
En geloof me dat ik je begrijp. Ik begrijp dat als je naar mijn paspoort kijkt, je het Andesgebergte niet ziet, noch de wind die de golven in la Guajira doet stijgen. Noch zie je de helderheid in de wateren die trillen van vreugde in het Caraïbisch gebied of de Stille Oceaan. Veel minder zie je de tijger, de panter, de papegaai, de brilbeer of de jungle die hen beschermt.
Nederige, vrolijke, aardige en ondernemende mensen zie je natuurlijk niet. Ook niet onze sporters, artiesten, schrijvers, denkers of wetenschappers. Ik weet dat als je mijn Colombiaanse paspoort ziet, je mij alleen als een smet ziet die je land vervuilt. Je ziet wat je van Netflix hebt geleerd: de naam van een of twee drugs, misschien de naam van een kartel en zeker de naam van een man die ik liever niet noem.
Ik begrijp wat je in mijn paspoort ziet, beste politieagent. Maar ik begrijp nog steeds niet wat jij in mij zag, dat jou zo gevaarlijk leek.
Daniela Jerez